Het ‘zien‘ van het kind dient zo vroeg mogelijk te gebeuren. Het vroegtijdig onderkennen van een ontwikkelingsachterstand of juist een voorsprong, problematiek op lichamelijk of geestelijk gebied en hiermee de onderwijsbehoeften van een leerling is vooral van belang om problemen als faalangst, onderpresteren en negatief zelfbeeld, leer- of gedragsproblemen te voorkomen.
Het zien van het kind voorkomt moeilijkheden, geeft ruimte om een aanpak en moeilijkheden bij te stellen en ondersteunt de mogelijkheid om talenten tot bloei te laten komen.
Bij aanmelding op school zijn er verschillende bronnen (360 graden view) waar de informatie over het kind vandaan komt: ouders, leerkracht – indien zij-instromer, de peuterspeelzaal of crèche, het consultatiebureau en eventueel onderzoek door derden.
Gedurende de schoolloopbaan van de leerling wordt er ook gebruik gemaakt van meerdere bronnen en mogelijkheden om een juist beeld van het kind te krijgen: observatie, het stellen van vragen, resultaten in het leerlingvolgsysteem, formatieve toetsen, leereigenschappen van de leerling, signaleringslijsten op meerdere gebieden en het portfolio.
Bij het signaleren ook kijken naar de motorieke, cognitieve en de creatieve ontwikkeling. Is er bijvoorbeeld sprake van talent op die gebieden. Ook naar de zintuiglijke, emotionele, sociale, taal-spraak, aandacht-concentratie, ordenen-rekenen ontwikkeling wordt gekeken.
De signaleringsopbrengsten worden verwerkt in het leerlingdossier/portfolio. Deze is inzichtelijk voor de ouders.
Leeftijd is een redelijk bepalende factor in de samenleving en dus ook in het onderwijs – een kind gaat immers met 4 jaar naar school -, maar leeftijd is niet de allesbepalende factor. Een kind kan op sommige gebieden op een lager of hoger niveau functioneren.
Na instroom van het kind in de school is altijd een thuisbezoek gepland in het eerste leerjaar. Het is erg leuk voor een kind om zijn of haar leerkracht de eigen kamer te kunnen laten zien. De leerkracht ziet hierdoor het kind in zijn eigen omgeving en kan op een ongedwongen manier met de ouders bespreken hoe het wennen is gegaan.
De school maakt gebruik van een leerling- en onderwijsvolgsysteem, waarin de vorderingen van de leerling in kaart gebracht worden. Naast methodegebonden toetsing en methodeonafhankelijke toetsing vindt ook extra onderzoek plaats indien dit nodig is.
Centrale rol in het leerlingvolgsysteem spelen de observaties die de leerkrachten en ouders bij de kinderen doen. Dit geeft een totaalbeeld aan de hand waarvan de ondersteuningsbehoefte van de kinderen kan worden vastgesteld. De vraag is altijd: Wat heeft dit kind nodig? (van thuis, school, vriendjes en de leerkracht of anderen).